De golfsport kent een hoop termen, en dat kan soms best ingewikkeld zijn, zeker als je net begint. Woorden als “birdie”, “bogey” en “fairway” vliegen je om de oren, maar wat betekenen ze nou eigenlijk? Op deze pagina helpen we je op weg!

We beginnen met een lijst van de meest gebruikte golftermen die je vaak op de baan zult horen. Daarna vind je een complete lijst van A tot Z*, zodat je altijd kunt opzoeken wat een term betekent.

* De begrippenlijst wordt regelmatig aangevuld. Mis je nog een term? Laat het ons weten via dit contactformulier.

Meest gebruikte termen

  1. Tee – De houten of plastic staaf waarop de golfbal wordt geplaatst voordat de slag wordt uitgevoerd.
  2. Fairway – Het deel van de golfbaan tussen de tee en de green waar de grasmat korter is en waar het de bedoeling is de bal zo ver mogelijk te slaan.
  3. Rough – Het lange, hogere gras langs de zijkanten van de fairway en rondom de green.
  4. Green – Het zeer goed onderhouden grasoppervlak rond de hole waarop de bal moet worden geput.
  5. Bunker – Een depressie gevuld met zand, meestal langs de fairway of rond de green.
  6. Approach – De slag die wordt uitgevoerd om de bal op de green te krijgen vanaf de fairway of het terrein rondom de green.
  7. Putt – Een slag met een putter, ontworpen om de bal over de green en in de hole te sturen.
  8. Birdie – Het voltooien van een hole in één slag minder dan het par.
  9. Par – Het aantal slagen dat een ervaren golfer nodig zou hebben om de hole te voltooien.
  10. Bogey – Het voltooien van een hole in één slag meer dan het par.
  11. Eagle – Het voltooien van een hole in twee slagen minder dan het par.
  12. Albatros – Het voltooien van een hole in drie slagen minder dan het par.
  13. Driver – De club die wordt gebruikt om de bal vanaf de tee zo ver mogelijk te slaan.
  14. Wedge – Een club ontworpen om korte, hoge slagen te maken, meestal rond de green.
  15. Iron – Een club met een metalen kop, ontworpen om de bal over langere afstanden te slaan dan een wedge.

A

Ace

Amerikaanse term voor een hole-in-one, een bal die vanaf de afslagplaats (tee) direct in de hole belandt.

Adresseren

Het aannemen van de juiste houding, kort voor het slaan van de bal. De golfregels geven aan dat een bal is geadresseerd zodra de voeten zijn geplaatst en de club op de grond is gezet.

Afslagplaats

De plaats waarvan de eerste slag geslagen wordt. Het is een rechthoekige strook gras, meestal iets verhoogd, aan het begin van de hole. Begrensd aan de buitenzijde door tee-markers.

Airshot

Een slag waarbij de bal niet wordt geraakt.

Albatros

Waneer je drie slagen minder nodig hebt dan PAR.

All square

Gelijke stand bij matchplay.

Approach

Een slag, meestal vanaf de fairway, naar de green.

Apron

Het kort gemaaide stuk gras voor de green.

B

Baan

Een verzameling van holes waarop kan worden gegolfd.

Baan

Het hele terrein waarop mag worden gespeeld.

Baanpermissie

Toestemming van de club en pro om zonder geregistreerde handicap op de golfbaan te mogen spelen.

Baanrecord

De laagste notering van een score op een bepaalde golfbaan.

Back nine

Holes 10 tot en met 18.

Back tee

De afslagplaats die het meest naar achteren ligt, meestal aangegeven met witte tee markers.

Backspin

De terugwaartse rotatie van de bal gemeten over de horizontale as door de bal. Backspin helpt om de bal eerder stil te laten liggen of zelfs na landing terug te laten rollen.

Backswing

De beweging met de club naar achteren die nodig is om de bal weg te kunnen slaan.

Bag

De draagtas voor clubs, tees, ballen, etc.

Bal

Een bal die voldoet aan de regels van de Royal & Ancient.

Bal in het spel

Zodra de speler vanaf de afslagplaats heeft geslagen, is de bal in het spel.

Bal verloren

Wanneer je na vijf minuten zoeken je bal niet vindt, is je bal verloren en moet je vanaf de plaats waar je die bal voor het laatst hebt geslagen een nieuwe slaan.

Balmarker

Als je de bal tijdens het spel wilt opnemen, moet je de plaats markeren, bijvoorbeeld met een muntje of een tee.

Bestbal

Een partij waarbij alleen de beste bal van twee of drie spelers telt.

Birdie

Waneer je één slag minder nodig hebt dan PAR.

Bogey

Waneer je één slag meer nodig hebt dan PAR.

Buiten de baan

De situatie waarbij de bal buiten de golfbaan terecht komt. De bal is dan ‘out of bounds’.

Bunker

Een bunker is een hindernis in de baan; hij is met zand gevuld.

C

Caddie

Iemand die tijdens het spel zorgt voor de stokken van een speler of deze meedraagt, en de speler ook op andere wijze assisteert volgens de regels.

Caddiemaster

Oorspronkelijk de baas van de caddies, nu vaak de persoon die de (gast)spelers ontvangt en waar spelers een starttijd kunnen bespreken.

Chip

Een slag, meestal over kortere afstand, waarbij de rol van de bal veel verder is dan de vlucht.

Chipping green

Oefengreen waar mensen hun chips kunnen oefenen.

Club

Het instrumentarium waarmee de golfer de golfbal slaat. Vroeger werd het een golfstok genoemd.

Commissie

Een groep mensen belast met de leiding van de wedstrijd of het bestuur van de baan.

Condor

Een hole die in vier slagen onder par gespeeld wordt.

Course rating

Een cijfermatige aanduiding voor de moeilijkheidsgraad van de baan voor een scratch speler.

D

Divot

Gras dat je wegslaat uit de grond bij een slag.

Dogleg

Een golf hole in de vorm van een hondenpoot.

Dormie

De stand tijdens een matchplay-wedstrijd waarin de achterstaande speler verder alle holes moet winnen om nog gelijk te eindigen.

Double Bogey

Wanneer je twee slagen meer nodig hebt dan PAR.

Draw

Als de bal bewust met effect van rechts naar links wordt gespeeld (uitgaande van een rechtshandige speler).

Driebal

Een groep van drie spelers die tegelijk spelen.

Drive

De eerste slag op een hole, geslagen met een driver.

Driver

De driver is de grootste club in een golftas, zowel in lengte als formaat van de kop. De loft is 9–11 graden.

Driving range

Een plek op de golfbaan waar je je golfswing kunt oefenen.

Droppen

Het opnieuw in het spel brengen van de bal door deze vanaf schouderhoogte te laten vallen.

E

Eagle

Een hole die in twee slagen onder par gespeeld wordt.

Eclectic

Wedstrijdvorm waarbij de laagste score van een hole telt voor het eindresultaat.

Eer

Het recht om als eerste af te slaan, meestal omdat je de vorige hole hebt gewonnen.

Etiquette

(niet afdwingbare) regels die betrekking hebben op het gedrag van een speler in de baan.

Europese PGA Tour

De Europese toernooiencyclus voor professionele golfers.

F

Fade

Een slag waarbij de bal bewust met effect van links naar rechts wordt gespeeld.

Fairway

Vrij kort gemaaide grasbaan die als ‘weg’ fungeert van de afslagplaats naar de green.

Flight

Een groepje spelers (2 tot 4) die samen een rondje lopen in een wedstrijd.

Flop shot

Een schot waarbij de bal zo hoog mogelijk over een obstakel wordt gespeeld.

Fore

Verplichte uitroep ter waarschuwing als de bal fout wordt gespeeld en de richting van andere spelers of toeschouwers uitgaat.

Forecaddie

Extra caddie die vooruit loopt om te zien waar de bal terechtkomt.

Foursome

Een partij waarbij twee spelers tegen twee andere spelers spelen, met om de beurt één bal.

Fringe

Het gedeelte om de green dat langer is gemaaid.

Front Nine

De eerste negen holes op een 18-holes baan. Holes 10 tot en met 18 zijn de Back Nine.

G

Gapwedge

Een club met een grote loft (tussen Sand Wedge en lobwedge) waarmee de bal over korte afstand hoog door de lucht kan worden gespeeld.

Gimme

Een term die in matchplay wordt gebruikt voor een bal die zo dicht bij de hole ligt dat deze niet meer hoeft te worden uitgeholed. Of een bal ook daadwerkelijk een gimme is, wordt bepaald door de tegenstander.

Golf flight

De spelers waarmee jij een ronde loopt.

Green fee

Een bijdrage die je betaalt om een golfronde te spelen.

Green in regulation

Het aantal slagen dat een pro golfer nodig heeft om op de green te komen.

Green of putting green

Het kort gemaaide stuk gras aan het einde van iedere hole.

Greenfee

De bijdrage die een golfspeler aan de uitbaters van een golfparcours betaalt om een aantal holes te spelen.

Greenfee speler

Een speler die tegen vergoeding een golfronde speelt.

Greenkeeper

De persoon die de golfbaan onderhoudt.

Greenkeeping

Het onderhouden van de golfbaan.

Greensome

Een golfspel dat je met twee personen speelt.

Grond in bewerking

Een plaats die is aangegeven als in reparatie zijnde. Grond in bewerking (ook wel GUR genoemd, Ground Under Repair) wordt gemarkeerd door middel van blauwe paaltjes of een gespoten lijn en tekst.

GVB

Het golfvaardigheidsbewijs, een bewijs dat je nodig hebt om op iedere golfbaan te mogen golfen.

H

Hack

Een wilde, ongecontroleerde slag.

Halveren

Het halveren van de hole: een gelijkspel tijdens een matchplay-wedstrijd waarbij de punten worden gedeeld.

Handicap

Een getal dat de speelsterkte van een speler aangeeft. Hoe lager het getal, des te beter de golfer.

Handschoen

Om een goede grip op de club te hebben tijdens de slag draagt een golfer doorgaans een handschoen. Ze zijn er in verschillende materialen (synthetisch of leer) en zijn te koop voor verschillende weersomstandigheden.

Hanging lie

Een bal die op een hellend vlak ligt.

Hazard

Een hindernis, zoals een waterpartij of bunker, die de baan uitdagender maakt.

Hole

De plaats waar de bal naartoe moet, meestal een cirkelvormig gat van 10,8 centimeter in diameter. Een golfbaan bestaat uit meerdere holes, bijvoorbeeld 9 of 18.

Hole-in-one

In één slag de bal in de hole laten verdwijnen.

Hook

Een slag waarbij de bal sterk naar links afbuigt.

Hosel

Het deel van de club waar de shaft het clubhoofd ingaat.

Hout

Een golfclub (wood) voor langere afstanden, oorspronkelijk gemaakt van hout maar tegenwoordig vaak van materialen zoals carbonstaal of titanium.

Hybride

Een veelzijdige vervanging van langere ijzers, die zorgt voor een hogere balvlucht en trefzekere impact.

I

Identificeren

Het bepalen of de gevonden bal de bal is waarmee je speelt. Een duidelijk merkteken op de bal helpt bij het identificeren.

IJzer

Golfclubs voor verschillende afstanden. Hoe hoger het nummer op de club, des te groter de loft (hellingshoek van het clubblad) en korter de afstand die ermee kan worden geslagen.

Impact

Het moment waarop de club de bal raakt en zijn energie overdraagt.

In het spel

Een bal is in het spel vanaf het moment dat ermee is geslagen totdat de hole is uitgespeeld.

Insert

Het dunne, additioneel aangebrachte raakvlak van een putter.

J

K

Kern

Het middelste deel van de golfbal.

Kort spel

De korte slagen op en rond de green.

L

Lange ijzers

Bijvoorbeeld ijzer-3 en -4, bedoeld voor lange slagen.

Lateraal

Iets dat in de lengterichting langs de baan ligt, zoals een laterale waterhindernis, te herkennen aan de rode paaltjes.

Leary

Een speler die binnen 3 slagen de bal het dichtst bij de vlag slaat.

Level

Wanneer je de hole speelt op par.

Lie (van de bal)

De ligging van de bal op de grond.

Ligging van de bal

De ligging van de bal mag niet worden veranderd of verbeterd, tenzij de regels dat toestaan.

Linksbaan

Een golfbaan die is aangelegd op een smalle strook land tussen de zee en het achterland.

Lob shot

Een kort, hoog schot dat na landing vrijwel meteen stil ligt.

Lob wedge

Een club met een hoge loft (hellingshoek van het clubblad), waarmee je ballen met een hoge, korte balvlucht kunt slaan.

Local rules

Tijdelijke of uitzonderlijke regels van de lokale baan.

Loft

De hellingshoek van het clubblad, uitgedrukt in graden. Hoe meer loft, hoe hoger de balvlucht en korter de afstand.

Longest drive

De golfer die in een wedstrijd de bal het verst slaat op de fairway van een vooraf aangewezen hole, wint de ‘longest drive’-prijs.

Losse natuurlijke voorwerpen

Voorwerpen zoals bladeren of takjes mogen buiten hindernissen verwijderd worden, maar binnen hindernissen niet.

Losse obstakels

Door mensen achtergelaten voorwerpen mogen altijd worden verwijderd zonder straf.

M

Mallet

Een putter met een brede kop, vaak zwaarder dan een traditionele putter en ontworpen om meer stabiliteit en vergevingsgezindheid te bieden tijdens het putten.

Marker (persoon)

De persoon die de score van medespelers bijhoudt tijdens een wedstrijd of qualifying ronde. De speler is zelf verantwoordelijk voor het controleren en correct invullen van zijn of haar eigen scorekaart.

Marker (voorwerp)

Een klein, rond en plat voorwerp dat gebruikt wordt om de bal te markeren als deze op de green ligt en wordt opgenomen.

Marshal

Een persoon die toezicht houdt op de baan, zorgt voor een vlotte doorstroming van de spelers en flights, en helpt bij het handhaven van de regels.

Matchplay

Een wedstrijdvorm waarbij twee spelers of ploegen elkaar per hole bestrijden. Elke gewonnen hole levert één punt op. Als een hole gelijk gespeeld wordt, wordt het punt gedeeld.

Metal wood

Een andere benaming voor de hout-clubs, tegenwoordig meestal gemaakt van metalen zoals staal of titanium in plaats van het traditionele hout.

Moment of Inertia (MOI)

De weerstand die een club biedt voordat deze om zijn as draait, ook wel bekend als het traagheidsmoment. Een hoger MOI betekent meer stabiliteit bij het raken van de bal.

Mulligan

Een onofficiële regel waarbij een speler na een mislukte slag de mogelijkheid krijgt om de slag over te doen zonder straf. Dit mag alleen in informele rondes, niet tijdens officiële wedstrijden of qualifying rondes.

Muscle back

Een type ijzerclub met een dichte achterkant, ontworpen voor ervaren golfers die meer controle en gevoel willen. In tegenstelling tot clubs met een holle rug (cavity back), die vergevingsgezinder zijn.

N

Nearest point of relief

Het dichtstbijzijnde punt waar een speler de bal mag verplaatsen zonder dat deze last heeft van belemmeringen, zoals obstakels of tijdelijk water, en zonder dichter bij de hole te komen.

Neary

De speler die de bal het dichtst bij de vlag slaat. Dit kan ook een wedstrijdvorm zijn waarbij de winnaar degene is wiens bal na één slag het dichtst bij de hole ligt, vaak op een par-3 hole.

Negentiende hole

Een informele term voor de bar of het café in het clubhuis, waar golfers na hun ronde vaak samenkomen.

Nettoscore

De brutoscore (totaal aantal slagen) van een golfer minus het aantal handicapslagen dat de golfer ontvangt. Dit bepaalt de uiteindelijke score.

O

Oefengreen

Een speciaal aangewezen green op of naast de golfbaan, bedoeld om putten te oefenen.

Offset

De positie van de shaft ten opzichte van het clubblad. Clubs met meer offset helpen om een slice te corrigeren en worden vaak gebruikt door minder ervaren spelers.

Onspeelbaar

Een situatie waarin de bal zich in een positie bevindt waaruit het bijna onmogelijk is om te slaan. De speler mag de bal onspeelbaar verklaren, wat één strafslag oplevert en de mogelijkheid om de bal te droppen.

Oplijnen

Het innemen van de juiste stand ten opzichte van het doel voor de slag. Dit proces helpt om nauwkeurig te slaan richting de gekozen lijn of het doel.

Out of bounds

Wanneer een bal buiten de grenzen van de baan terechtkomt, gemarkeerd door witte paaltjes of een hek. Dit levert één strafslag op en de speler moet opnieuw slaan vanaf de plek waar de laatste slag werd gedaan.

Outside agency

Een object of levend wezen dat geen deel uitmaakt van het spel, maar wel invloed kan hebben op de bal, zoals vogels, toeschouwers of dieren.

P

PAR

Het gemiddelde aantal slagen dat een professionele golfer nodig heeft om een hole of de gehele baan te voltooien.

Par-driebaan

Een golfbaan die uitsluitend bestaat uit par-3 holes, ideaal voor kortere rondes of beginners.

Pin

De vlag die de locatie van de hole op de green markeert.

Pin high

Een term die aangeeft dat de bal op gelijke hoogte met de vlag ligt, maar niet noodzakelijk dichtbij de hole.

Pinpositie

De precieze plaats waar de hole en vlag op de green zijn geplaatst. Deze positie wordt vaak regelmatig veranderd om slijtage aan de green te voorkomen en om variatie in het spel te creëren.

Pitch

Een korte, hoge slag waarbij de bal snel stopt na het landen, meestal gebruikt om de bal op de green te krijgen vanaf een kortere afstand.

Pitch-en-puttbaan

Een golfbaan met kortere holes, meestal par-3, die toegankelijk is voor beginners en ideaal is voor snel spel of als kennismaking met de golfsport.

Pitchfork

Een klein vorkvormig gereedschap dat golfers gebruiken om pitchmarks (beschadigingen door de bal op de green) te repareren.

Pitchmark

Het deukje of kuiltje dat ontstaat wanneer de bal landt op de green. Het is gebruikelijk dat golfers hun pitchmarks herstellen om de green in goede staat te houden.

Plaatselijke regels

Specifieke regels die alleen gelden voor een bepaalde golfbaan, meestal aangegeven op de scorekaart of in het clubhuis. Deze regels kunnen tijdelijke aanpassingen bevatten, bijvoorbeeld voor weersomstandigheden.

Plag

Een stuk gras en aarde dat door de club wordt losgeslagen bij het slaan van de bal, ook wel een divot genoemd. Golfers worden geacht de plag terug te leggen en aan te drukken.

Play-off

Een extra ronde of holes die worden gespeeld als een wedstrijd gelijk eindigt. Dit gaat door totdat er een winnaar is.

Potbunker

Een diepe zandbunker met steile wanden, die extra moeilijk is om uit te spelen.

Practice swing

Een oefenswing die een golfer maakt voordat hij of zij de daadwerkelijke slag uitvoert. Dit helpt om de swingbeweging te oefenen en de spieren op te warmen.

Pre-shot routine

De standaard handelingen die een speler uitvoert voorafgaand aan elke slag, zoals het oplijnen en richten. Deze routine helpt om consistentie en concentratie te behouden.

Professional

Een golfer die zijn of haar inkomen verdient met het spelen van wedstrijden of het geven van golflessen.

Provisionele bal

Een tweede bal die wordt geslagen als de eerste bal mogelijk verloren is of out of bounds ligt. Als de eerste bal wordt gevonden, moet de provisionele bal worden opgepakt. Wordt de provisionele bal gebruikt, dan volgt één strafslag.

Putt

Een slag met de putter, bedoeld om de bal over de green in de hole te slaan.

Putter

Een golfclub die speciaal is ontworpen voor het putten op de green, met een plat clubblad voor precieze korte slagen.

Q

Qualifying

Een term die aangeeft dat de baan en de condities geschikt zijn om een officiële ronde te spelen voor handicapaanpassing.

Qualifying kaart

Een scorekaart die wordt gebruikt in een qualifying ronde, waarin de scores tellen voor het aanpassen van iemands handicap.

R

Regenwater

Als een bal in een plas regenwater ligt (tijdelijk water), mag de speler de bal verplaatsen zonder straf, zolang dit niet dichter bij de hole is.

Rode paaltjes/lijnen

Markeringen die de grenzen van een laterale waterhindernis aangeven. Spelers mogen de bal zonder straf verplaatsen naar een plek buiten de hindernis.

Rough

Het hoog, dik gras dat zich buiten de fairway bevindt en het moeilijker maakt om de bal goed te raken.

Round

Een volledige ronde golf, meestal bestaande uit 18 holes.

Run

De afstand die de bal aflegt nadat deze de grond raakt en verder rolt.

S

Sand wedge

Een golfclub (afgekort: SW) die speciaal ontworpen is om gemakkelijker uit bunkers te slaan. De sand wedge heeft een hoge loft en een bredere zool, waardoor de club niet te diep in het zand graaft.

Shaft

De stok van de golfclub, die de grip met het clubhoofd verbindt. Shafts kunnen van staal of graphite zijn, en hebben verschillende niveaus van flexibiliteit (flex) die invloed hebben op de controle en afstand van de slagen.

Shank

Een mislukte slag waarbij de bal met de hosel (de verbinding tussen de shaft en het clubhoofd) wordt geraakt, waardoor de bal scherp naar rechts afbuigt.

Shanking

Het proces waarbij de bal herhaaldelijk wordt geraakt met de hosel van de club, wat resulteert in slechte, naar rechts afbuigende slagen.

Short irons

De korte ijzers (8, 9 en wedges) die worden gebruikt voor slagen over korte afstanden, vaak van de fairway naar de green.

Shotgun

Een startmethode waarbij alle spelers tegelijk op verschillende holes starten. Dit wordt vaak gebruikt in grote toernooien om tijd te besparen.

Skins

Een wedstrijdvorm waarbij per hole om geld of prijzen wordt gespeeld. De speler met de laagste score op een hole wint de “skin” (de pot). Als meerdere spelers dezelfde score halen, wordt de pot doorgeschoven naar de volgende hole.

Slag

De beweging die wordt gemaakt om de bal te raken. Zelfs als de bal niet wordt geraakt, telt de beweging als een slag als het de intentie was de bal te slaan.

Slagvlak

Het deel van het clubhoofd dat de bal raakt. Dit is meestal geribbeld om meer spin en controle over de bal te geven.

Slice

Een balvlucht waarbij de bal sterk van links naar rechts afbuigt (voor rechtshandige spelers), meestal door een open clubblad bij impact.

Slope rating

Een getal dat de moeilijkheid van een golfbaan aangeeft voor een speler met een handicap. Dit cijfer wordt gebruikt om te berekenen hoeveel slagen een speler krijgt op een bepaalde baan.

Sok

Een beschermhoes die om houten clubs (drivers en woods) wordt geplaatst om het clubhoofd te beschermen tegen beschadigingen.

Sole

De onderkant van het clubblad, die de grond raakt tijdens het slaan van de bal.

Spikes

Noppen onder de golfschoenen voor extra grip op gras en modderige ondergronden. IJzeren spikes worden tegenwoordig vaak vervangen door kunststof (softspikes), om schade aan de greens te voorkomen.

Stableford

Een puntensysteem waarbij punten worden toegekend op basis van de score ten opzichte van par. Hoe meer punten je scoort, hoe beter je ronde is.

Stance

De positie van de voeten en de stand van het lichaam tijdens het adresseren van de bal.

Standing

Het recht van een speler om op een bepaalde plek op de baan te staan. Dit kan ook verwijzen naar voorrangsregels tussen spelers, bijvoorbeeld tussen wedstrijdspelers en recreatieve spelers.

Stoklengte

De lengte van een club, die wordt gebruikt om de afstand te meten waarbinnen een speler mag droppen bij het toepassen van bepaalde regels.

Stroke

Een ander woord voor een slag. Het telt elke keer dat een speler een poging doet om de bal te slaan.

Stroke index

Een nummer op de scorekaart dat de moeilijkheidsgraad van een hole aangeeft. Hole nummer 1 is het moeilijkst, terwijl nummer 18 het gemakkelijkst is.

Strokeplay

Een wedstrijdvorm waarbij elke slag telt en de speler met het laagste aantal slagen na 18 holes wint.

Sweetspot

Het midden van het clubblad, waar de bal het beste geraakt kan worden voor een optimale balvlucht en controle.

Swing

De volledige beweging die de speler maakt om de bal te slaan, vanaf de backswing tot de follow-through.

T

Take away

Het eerste deel van de backswing, waarbij de club van de bal wordt weggehaald en naar achteren beweegt.

Target line

Een denkbeeldige lijn van de bal naar het doel, langs welke de speler probeert de bal te slaan.

Tee

Een klein pinnetje waarop de bal wordt geplaatst voor de afslag, vooral op de teebox van een hole.

Tee markers

Voorwerpen die de voorste grens van de afslagplaats markeren. Spelers moeten hun bal tussen deze markers plaatsen bij het afslaan.

Tee time

Het tijdstip waarop een golfer of flight is ingepland om te starten op de golfbaan.

Texas Scramble

Een teamvorm van golf waarbij alle spelers hun bal slaan en vervolgens de beste bal kiezen om verder te spelen. Dit proces wordt herhaald tot de hole is uitgespeeld.

Toppen

Het raken van de bal met de bovenkant van het clubblad, waardoor de bal een vlakke, korte vlucht maakt en niet goed in de lucht komt.

Trajectory

De baan die de bal volgt in de lucht na een slag, beïnvloed door de loft van de club, de swing en externe factoren zoals wind.

Transition

De overgang van de backswing naar de downswing, het moment waarop de club van achteren naar voren begint te bewegen om de bal te raken.

Trolley

Een karretje met wielen waaraan de golftas wordt bevestigd, zodat de tas niet gedragen hoeft te worden. Er zijn handmatig voortbewogen trolleys en elektrische varianten.

Turn

Het moment dat je van hole 9 naar hole 10 gaat tijdens een ronde van 18 holes, waarbij je meestal teruggaat in de richting van het clubhuis.

U

Uitholen

De laatste, succesvolle slag op een hole, waarbij de bal in de hole terechtkomt.

Up and down

Wanneer een bal naast de green met twee slagen wordt uitgespeeld: één om de bal op de green te krijgen en de tweede om de bal in de hole te putten.

V

W

Waarnemer

Een persoon die is aangesteld om de scheidsrechter (referee) te assisteren bij het maken van beslissingen en het rapporteren van mogelijke overtredingen van de regels.

Waggle

Een korte heen-en-weer beweging van de club vlak voor de slag, vaak gedaan om spanning te verminderen en de swing los te maken.

Waterhindernis

Een strategisch geplaatste waterpartij op de baan, die de speler moet vermijden of een tactische beslissing vraagt over hoe de hindernis te bespelen.

Wedge

Een type golfclub die wordt gebruikt voor korte, precieze slagen. Verschillende wedges (pitching, gap, sand, lob) hebben verschillende graden van loft (hoek van het clubblad).

Winter greens

Tijdelijke greens die worden gebruikt tijdens de wintermaanden om de echte greens te beschermen tegen slijtage.

X

Y

Yips

Een mentale blokkade of nerveuze aandoening waardoor een speler plotseling de controle over de fijne motoriek tijdens een slag verliest. Dit komt vaak voor bij putten, maar kan ook bij andere korte slagen voorkomen.

Z

Zool

De onderkant van het clubhoofd, die de grond raakt bij het slaan van een bal.